2014-02-18

In België bestaan er verschillende wetteksten die het “recht van antwoord” in de media regelen, al naar gelang het type van media (pers, radio, televisie, internet) en de plaats van publicatie of uitzending. Het is vaak niet eenvoudig om te na te gaan welke wet nu precies van toepassing is. Advocaat Bart Van Besien tracht enige klaarheid te scheppen in de chaos.

Voor de geschreven pers

Voor “periodieke geschriften” (lees: een krant of een tijdschrift), is de Belgische wet van 1961 van toepassing. Deze wet biedt een vrij algemeen recht van antwoord aan elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een krant of tijdschrift expliciet of impliciet genoemd of aangewezen wordt.

Wat zijn de modaliteiten van het recht op antwoord in de geschreven pers?

Ten eerste moet een vraag tot inlassing van een antwoord altijd binnen de drie maanden ingediend worden (zoniet verjaart de vordering). De wet voorziet ook dat de publicatie van het antwoord gratis moet zijn. De uitgever kan dus geen speciale kosten of vergoedingen aanrekenen.

Het antwoord moet in zijn geheel worden opgenomen zonder tussenvoeging. Dit betekent niet dat het recht van antwoord onbeperkt is (de wet voorziet een maximum van duizend letters of het dubbel van de ruimte ingenomen door de oorspronkelijke tekst). Ook moet het antwoord op dezelfde plaats en in dezelfde lettertekens als de oorspronkelijke tekst gepubliceerd worden. Met andere woorden, het antwoord mag niet weggemoffeld worden achteraan de krant of het tijdschrift (tenzij het oorspronkelijke artikel ook achteraan stond).

De uitgever moet het antwoord publiceren in het eerste nummer dat verschijnt na afloop van een termijn van twee vrije dagen (zondagen en feestdagen niet inbegrepen) vanaf de dag waarop het antwoord bij de uitgever werd ingediend. De uitgever mag dus niet wachten tot de publieke belangstelling of relevantie weggedeemsterd is.

In bepaalde gevallen kan de uitgever de publicatie van een antwoord weigeren. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als het antwoord niet in onmiddellijk verband staat met het oorspronkelijke artikel. Publicatie kan ook geweigerd worden als het antwoord beledigend is of in strijd met de wetten of de goede zeden, als het antwoord onnodig derden in de zaak betrekt, of als het antwoord in een andere taal is opgesteld dan de taal van het oorspronkelijke artikel.

Voor wetenschappelijke, artistieke of letterkundige kritiek gelden trouwens bijzondere regels. Dergelijke kritieken geven maar aanleiding tot een recht van antwoord als het antwoord bedoeld is om een ‘zakelijk’ element recht te zetten of een aantasting van de eer af te weren. Met andere woorden, bij wetenschappelijke, artistieke of letterkundige kritiek moet de betrokken persoon meer kritiek kunnen verdragen (hij of zij zal wel een recht van antwoord hebben bij feitelijke onjuistheden of aantastingen van de eer).

Voor de duidelijkheid, de boetes die opgelegd kunnen worden als het recht van antwoord niet gerespecteerd wordt, worden opgelegd aan de uitgever (niet aan de auteur van het artikel) of aan de drukker als niet duidelijk is wie de uitgever is.

Voor radio en televisie

De wet van 1961 kent ook een meer beperkt recht van antwoord toe voor personen of rechtspersonen die expliciet of impliciet vermeld worden in audiovisuele uitzendingen (lees: radio en televisie).

In Vlaanderen moet je echter vooral rekening houden met het Vlaamse decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie. Dit decreet heft namelijk de bepalingen van het recht van antwoord op voor de Vlaamse radio- en televisieomroepen. In de praktijk betekent dit dat het decreet van 2009 van toepassing is op Vlaamse radio- en televisieuitzendingen, en dat de regels van de federale wet van 23 juni 1961 van toepassing blijven op Franstalige radio- en televisieuitzendingen. En om het plaatje helemaal volledig te maken: de Duitstalige Gemeenschap heeft ook haar eigen regels. Over het algemeen zijn de verschillende regels met betrekking tot het recht van antwoord op radio en televisie wel zeer vergelijkbaar.

Hierna volgen de regels van het recht van antwoord op de Vlaamse openbare en private radio en televisie.

Het Vlaamse decreet bepaalt dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon van wie de rechtmatige belangen, namelijk aanzien en reputatie, zijn aangetast door een onjuiste bewering tijdens de uitzending van een programma, het recht heeft om een verzoek tot gratis opname van een antwoord in te dienen. Het recht van antwoord op de Vlaamse radio en televisie is dus beperkter dan in de geschreven pers, aangezien daar geen aantasting van rechtmatige belangen vereist wordt (een loutere vermelding – expliciet of impliciet – volstaat bij kranten en tijdschriften).

Wat zijn de modaliteiten van het recht op antwoord in de Vlaamse radio en televisie?

Ten eerste moet het verzoek tot inlassing van een antwoord schriftelijk en binnen een termijn van één maand worden ingediend. Het decreet voorziet dat de duur van het antwoord beperkt mag worden “tot wat strikt noodzakelijk is om te reageren op de informatie die de aanleiding is geweest tot het verzoek”. Het antwoord moet in ten hoogste drie minuten kunnen worden gelezen of mag uit ten hoogste 4500 typografische tekens bestaan.

In principe moet het antwoord uitgezonden worden in de eerstvolgende uitzending van hetzelfde programma na afloop van een termijn van twee werkdagen (zondagen en feestdagen niet inbegrepen) na ontvangst van het verzoek. Als er in de komende veertien dagen geen nieuwe uitzendingen van het programma gepland zijn, moet het antwoord uitgezonden worden binnen veertien dagen “op een voor het publiek toegankelijk uitzenduur” (dus niet op een moment dat geen kat televisie kijkt of radio luistert).

Het antwoord moet in zijn geheel worden opgenomen, zonder tussenvoeging, op dezelfde wijze en in omstandigheden die zo veel mogelijk overeenstemmen met die van de oorspronkelijke uitzending.

Het decreet bepaalt ook dat als er een repliek of een commentaar op het antwoord wordt gegeven, de betrokken persoon een nieuw recht van antwoord kan vorderen.

Het antwoord mag geweigerd worden als het beledigend is of strijdig met de wetten of de goede zeden. Het antwoord moet bovendien rechtstreeks verband houden met de informatie die de aanleiding is geweest tot het verzoek. Ook mag het antwoord geen derden in de zaak betrekken (tenzij dat strikt noodzakelijk is).

Als de omroep weigert om het antwoord uit te zenden, moet zij de klager binnen vier werkdagen na ontvangst van het verzoek (en ten laatste op de dag waarop het antwoord zou moeten uitgezonden worden) via een aangetekende brief op de hoogte brengen van de redenen voor haar weigering. De omroep kan in deze brief ook een tegenvoorstel formuleren. Als de verzoeker niet binnen vijftien kalenderdagen op het tegenvoorstel reageert, wordt het tegenvoorstel geacht aanvaard te zijn.

Het recht van antwoord vervalt als de radio- of televisieomroep vrijwillig een bevredigende rechtzetting heeft aangebracht of als er tijdens de uitzending al een recht van weerwoord werd verleend.

Voor online media

De wet van 1961 en het decreet van 2009 gelden niet voor internetversies van kranten of televisie en voor andere online media. Er zijn in de loop der jaren verschillende wetsvoorstellen ingediend voor een recht van antwoord voor online media, maar deze zijn allemaal mislukt. De deontologische code van de Raad voor de Journalistiek voorziet tot op zekere hoogte wel in een online recht van antwoord.

Samengevat

Voor de geschreven pers:

  • Wettelijke basis: de wet van 23 juni 1961
  • Wie: voor natuurlijke personen en rechtspersonen
  • Termijnen: klacht moet binnen 3 maanden ingediend worden, antwoord moet gepubliceerd worden in eerste nummer na 2 vrije dagen (geen zon- en feestdagen) vanaf indiening
  • Gratis publicatie van recht van antwoord
  • Antwoord helemaal publiceren (beperking tot maximum 1000 letters of dubbele ruimte van oorspronkelijk artikel)
  • Antwoord publiceren op zelfde plaats en in zelfde lettertekens als oorspronkelijk artikel
  • Weigering mogelijk als geen onmiddellijk verband met oorspronkelijk artikel; als beledigend; als in strijd met de wet; als in strijd met goede zeden; als derde partijen onnodig mee betrokken worden; of als in andere taal
  • Soepelere regels voor wetenschappelijke, artistieke of letterkundige kritiek.

Voor de audiovisuele media:

  • Wie: voor natuurlijke personen en rechtspersonen van wie de rechtmatige belangen (aanzien en reputatie) zijn aangetast door een onjuiste bewering
  • Termijnen: klacht moet binnen 1 maand ingediend worden, antwoord moet uitgezonden worden in eerstvolgende uitzending van zelfde programma na 2 werkdagen (geen zon- en feestdagen) vanaf ontvangst van klacht.
  • Gratis uitzending van recht van antwoord
  • Antwoord helemaal uitzenden (beperking tot wat strikt noodzakelijk is om te reageren; antwoord moet in maximum drie minuten kunnen worden gelezen of mag uit maximum 4500 tekens bestaan)
  • Antwoord uitzenden op zelfde wijze en in zelfde omstandigheden als de oorspronkelijke uitzending
  • Bij repliek of commentaar op antwoord, mag de klager een nieuw antwoord indienen
  • Weigering mogelijk als geen rechtstreeks verband met oorspronkelijk uitzending; als beledigend; als in strijd met de wet; als in strijd met goede zeden; als derde partijen onnodig mee betrokken worden. Een weigering moet per aangetekende brief meegedeeld worden binnen vier werkdagen na ontvangst van het verzoek (eventueel met vermelding van tegenvoorstel).
  • Geen recht van antwoord in geval van vrijwillige rechtzetting of als er tijdens de uitzending een wederwoord werd gegeven.

--

Door Bart Van Besien (Bart [at] Finnian.be (e-mail)), advocaat bij Finnian & Columba.