2016-12-15

MECHELEN - We verzamelden drie oud-IRJ’ers rond de tafel: een gesprek over wat ze toen leerden, nu doen en morgen verwachten.
 

Met de opleiding Internationale Researchjournalistiek (IRJ) zorgt het Fonds Pascal Decroos al sinds 2004 voor een jaarlijkse injectie van jong geweld in de Vlaamse onderzoeksjournalistiek.

De goeie ouwe IRJ-tijd ligt ondertussen alweer een poos achter jullie. Wat doen jullie nu?

Anneleen: Ik werk op de webredactie van Vranckx en hou me bezig met de website, social media en nieuwe online projecten. We zijn met z’n tweeën: mijn collega schrijft meestal de teksten, terwijl ik vaak het audiovisuele en interactieve voor mijn rekening neem. Infographics maken, online filmpjes in elkaar knutselen… Het werk is heel gevarieerd.
Jago: Ik ben net begonnen als hoofdredacteur van Knack.be & LeVif.be. Die job impliceert dat je stukken coördineert, de online redactie managet en nadenkt over de digitale strategie.
Ann-Marie: Ik heb jarenlang in vast dienstverband gewerkt, maar leef sinds vijf jaar als freelancer van mijn pen. Ik schrijf vooral voor Charlie en tot voor kort veel voor NINA, met nu en dan een uitstapje naar HUMO of De Morgen. Ik ben momenteel op zoek naar nieuwe opdrachtgevers.

Hoe ziet een doorsnee werkdag eruit?

Anneleen: Al mijn werkdagen zijn anders. Dat is spannend maar soms ook ongelooflijk raar: maandagochtend naar het werk vertrekken en geen idee hebben van wat je die week gaat doen. Meestal check ik in bed mijn Twitter en mijn Facebook-newsfeed. Wat heeft AJ+ te vertellen, en andere sterke online spelers? Het kan dat ik heel de dag achter mijn bureau zit om interactieve kaartjes te maken. Soms zijn er een hele dag intakegesprekken voor Vranckx en de Nomaden. Misschien zit Rudi opeens in Het Journaal en dan helpen wij met de research. Ik zei het al, er is geen template.
Jago: Ik word wakker, ik check mails en sociale media, lees de krant en luister naar het nieuws van de dag. Ik vertrek meestal om kwart voor zeven naar het werk, om de file voor te zijn. In de auto bel ik rond, bijvoorbeeld met onze redacteur in de VS, die ’s nachts de dekking van de site verzorgt. Wanneer ik arriveer, kijk ik wat er op de agenda staat en wie waarop gaat werken. We zitten niet dagelijks samen met de online redactie, omdat we letterlijk dicht bij elkaar werken en het meeste dus zo bespreken. Wel hebben we een wekelijkse vergadering.
Ann-Marie: Ik zou zeggen dat ik drie hoofdactiviteiten heb: interviewen, uitschrijven, en de pitch voor een nieuw stuk voorbereiden.
Jago: Pitch jij altijd een idee of schrijf je soms al een heel stuk op voorhand uit?
Ann-Marie: Ik vind het moeilijk om aan een tekst te beginnen voor ik de opdracht binnenhaal. Je schrijft toch vaak in functie van het medium, niet? Het stuk voor Knack over clusterhoofdpijn dat ik als IRJ-afstudeerproject maakte, hebben we toen gepitcht op de inleiding. Ik denk dat ik nog nooit een stuk heb gemaakt zonder dat ik de opdracht had.

Hoe zit het met vergoedingen?

Ann-Marie: Ik… (aarzelt) Ja, schrijf het maar! Ik ben mijn twee vaste rubrieken kwijt in NINA omdat ze me opeens veertig procent minder wilden gaan betalen. Dat hoorde ik ook pas later. Ik kreeg eerst de vraag of ik mijn diepte-interviews in de toekomst niet beter telefonisch in plaats van persoonlijk zou doen. Nadien kwam ik dus te weten dat de reden daarvoor financieel was. Alsof dat mij veertig procent van mijn tijd zou besparen. Er heerst in de Vlaamse journalistiek veel schroom over geld. Je moet er altijd naar vragen.
Jago: Anderzijds mag er soms ook wat meer durf zijn bij freelancers. Ik voel me niet beledigd als iemand zegt: “Ik bied dit en vraag zoveel.” Als hoofdredacteur ben je vaak met zoveel verschillende opdrachten bezig dat je dat soort efficiënte communicatie op prijs stelt. Qua vergoeding differentiëren we naargelang de ervaring en de inhoud. Aan het ene stuk heb je nog meer werk dan aan het andere.
Ann-Marie: Laatst kreeg ik de vraag van een bank om een column voor hen te schrijven. Zij wilden pas over een vergoeding praten nadat ik een aantal stukken geschreven had. Dan haak ik af. Als student heb ik gratis geschreven, dat is ook logisch, want het maakt deel uit van je opleiding. Bovendien moet de redactie dan vaak nog bijsturen. Maar als ik nu iets aanlever, is het af.
Jago: Ik vind het mijn taak om geen eikel te zijn. Als ik de stijl van nieuwe medewerkers wil leren kennen, vraag ik gewoon naar een aantal van hun eerdere stukken.
Ann-Marie: Voilà. Ik heb vijftien jaar ervaring en een site vol artikels. Daarvan wil ik er gerust een paar doorsturen als mensen iets van me willen lezen.

Is de journalistiek wat jullie ervan verwachtten?

Ann-Marie: Ik kan er al vijftien jaar van leven. Als je hard werkt en je levert goede stukken af, is dat mogelijk. Maar ik dacht wel dat het down the road minder lastig zou worden en dat blijkt niet het geval. In die zin is het misschien toch niet helemaal wat ik ervan had verwacht.
Anneleen: Het verbaast me hoe hard je nog zoekende blijft, ook al zit je op een goede plek. Zeker als je online werkt. Alles verandert, niet alleen de inhoud maar ook de tools en eisen, waardoor je naar de concurrentie moet blijven kijken en je jezelf telkens weer in vraag stelt. Dan publiceert The Guardian bijvoorbeeld een fantastische infographic. Daar hebben ze vier weken aan gewerkt, maar doordat die toevallig net op een gelukkig moment online komt, lijkt het alsof ze dat snel even ‘s nachts in elkaar hebben gebokst.
Jago: Je blijft inderdaad zoekende, maar dat is ook waarom je het blijft doen. “Je doet aan journalistiek als je niets anders kunt”, vertelde mijn oud-hoofdredacteur Gie Goris me ooit. Als geen enkel ander werk je gelukkig maakt, ga je in de journalistiek aan de slag. Trouwens, het wordt misschien moeilijker, maar het is ook een heel mooie tijd voor de journalistiek. Je mag zelfs nog maar achttien zijn, met durf en een goed idee kom je aan de bak.
Anneleen: (knikt) Er liggen zeker kansen voor mensen met ballen aan hun lijf.

Wat mist de journalistiek vandaag nog?

Ann-Marie: Vlaamse media en cheffen nieuws kijken te veel naar elkaar. Wees toch iets origineler, durf risico te nemen! Ze leveren allemaal eenheidsworst vandaag.
Jago: Maar die worst wordt blijkbaar wel gesmaakt. Want het publiek blijft ervan eten. In de grote huizen is er misschien weinig plaats voor originaliteit. Als je je mond te ver opentrekt, wordt je kop eraf gehakt en kom je niet meer aan de bak. Na het punt deze zin toevoegen: Bij Roularta ben ik erg blij, ze appreciëren mijn grote mond en ik krijg tonnen verantwoordelijkheid.
Ann-Marie: Daarom vind ik het wel fijn dat ik bij Charlie over originele onderwerpen kan schrijven.
Anneleen: Wij zijn een hybride team dat zowel voor de nieuwsdienst als voor Canvas werkt. Daardoor hebben we een unieke positie, die ons een zekere vorm van vrijheid geeft om eigen projecten op te zetten. Zo denk ik aan het 100 stemmen-project, waarbij we mensen uit de moslimgemeenschap aan het woord lieten. Zij werden heel weinig gehoord in het mediadebat. Dat viel niet bij iedereen in goede aarde. We zouden een kant hebben gekozen, terwijl we net een genuanceerder beeld van de samenleving wilden schetsen.
Jago: Mvslim.com is bijvoorbeeld een originele stem waar het traditionele medialandschap vandaag nauwelijks aandacht voor heeft. Twee jonge, ondernemende mensen die een sterk platform met een gigantisch bereik hebben gecreëerd, die op de BBC zijn geweest, maar die in eigen land niet worden opgepikt. Is dat niet vreemd? Zelfs al ga je inhoudelijk niet akkoord met wat ze zeggen, ze vertolken wel een maatschappelijke stem. En, ze ondernemen.

Moet een journalist tegenwoordig ook ondernemer zijn?

Jago: Als journalist ben je een eenmanszaak en moet je een businessmodel hebben. Als freelancer combineerde ik bijvoorbeeld goedkope opdrachten die ik wilde doen met makkelijke of goedbetaalde opdrachten. Ondernemerschap kan je leren, maar je moet het ook deels in je hebben. Kijk naar de mannen van The Caravan’s Journal: die hebben hun skills niet enkel op de hogeschool opgedaan.

Met IRJ zetten we sterk in op ondernemerschap. Komt de opleiding jullie vandaag nog van pas?

Anneleen: De opleiding inspireerde me om verder te kijken, om dingen op een andere manier te benaderen. Elke les maakte ik een lijstje met vijf à tien tips die ik moest onthouden. Die lijstjes vond ik onlangs terug. Ik heb ze snel op mijn werkcomputer gezet..
Jago: Voor mij was de opleiding een mooie introductie waarin je alles even aanraakte. Net waar ik toen nood aan had. Daarnaast vond ik vooral het netwerk echt belangrijk: je krijgt de kans om grote namen te leren kennen en hen toe te voegen aan je contacten.
Ann-Marie: Voor de opleiding was ik al een tijd bezig in de journalistiek. Ik deed vooral interviews met BV’s, maar ik wilde ook andere dingen schrijven. IRJ hielp me om eens verder na te denken dan mijn opdracht van de volgende week. De lessen maakten mijn wereld groter en mijn zicht op het medialandschap rijker.
Anneleen: IRJ was trouwens ook de perfecte gelegenheid om professionals uit te horen over hun job (lacht). Eens je zelf in het werkveld staat, willen mensen daar opvallend minder over kwijt, alsof ze bang zijn dat je in hun vaarwater komt. Onlangs kreeg ik van iemand een template voor een interactief filmpje, en toen dacht ik: “Juist, zo’n uitwisseling onder collega’s kan ook nog.”

Obligatoire laatste vraag: tips voor jonge, gedreven mensen die de journalistiek in willen?

Anneleen: Verdoe je tijd niet met onderwerpen die jou niet interesseren, omdat je denkt dat die nu eenmaal beter zouden verkopen. Weet of ontdek waar je goed in bent en waar niet, en erken dat.
Jago: Wacht niet tot je “journalist” bent, maar zet het nu al op je naamkaartje en onder je mails. En vraag geld.
Ann-Marie: Netwerken, netwerken, netwerken. Ik herinner me een interessante les daarover van Brigitte Alfter van Journalismfund.eu.
Jago: Wees bescheiden. Heb je iets nodig, stel je dan nederig op. En bereid je voor: als je als freelancer contact opneemt met de redactie, realiseer je dan dat de andere kant van de lijn niet een info@ is, maar een mens die beslist. Weet met wie je spreekt en bij wie je moet zijn.
Ann-Marie: En, schrijf vooral heel veel.