Immigratie is voor het zionisme altijd een belangrijk instrument geweest om de joodse meerderheid in Israël op peil te houden. Via de Israëlische Wet op Terugkeer migreerden vorig jaar 21.000 joden naar Israël. Maar terwijl de joodse staat zijn poorten wagenwijd openzet voor joden of hun achterkleinkinderen, staan aan de buitenkant van hun grenzen meer dan vier miljoen Palestijnse vluchtelingen te wachten. Hun terugkeer is voor Israël géén optie. Zionisme na veertig jaar bezetting.
De Israëlische Wet op Terugkeer dateert van 1952, twee jaar na de oprichting van de staat Israël, en geeft elke jood in de diaspora het recht om te migreren naar Israël. De wet geeft automatisch staatsburgerschap aan joden en, na een amendement in 1970, ook aan hun niet-joodse kinderen, kleinkinderen en echtgenoten. Sinds de oprichting van de staat Israël in 1948, migreerden drie miljoen joden uit alle hoeken van de wereld naar het "beloofde land". Het heeft Israël tot het immigratieland bij uitstek gemaakt, maar dan alleen voor joden of hun nageslacht. De vraag is of dit een blijvende garantie is voor het joodse meerderheidsprincipe.
Tine Danckaers pendelde twee weken tussen Tel Aviv en Jeruzalem. Ze praatte er met de hedendaagse zionisten, zowel met het rechtse kamp als met de linkerzijde, over immigratie en de grenzen van de sociale samenleving, en het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk.
PRINT/ONLINE
Israël is een demografisch experiment, juni-nummer van MO*, 30/05/2007.