BAGDAD - Met een beurs van Fonds Pascal Decroos reisde Judit Neurink af naar Zuid-Irak om er een verhaal te maken over klimaatmigratie. Ze zocht er contact met een oude bekende, die zich inzet voor de Iraakse moerassen, waar de klimaatverandering toeslaat. Tien dagen later werd deze milieuactivist echter ontvoerd. Op vraag van Fonds Pascal Decroos schreef zij een verhaal achter het verhaal.
"Jassim al-Asadi zet zelf onze thee, met theezakjes en een waterkoker naast zijn bureau. Hij vertelt met graagte over de situatie van de verdroogde Iraakse moerassen. En over de regens die het water daar even terugbrachten. Hij waarschuwt voor valse hoop: ze lopen langzaam weer weg.
Ik ken de directeur van de Iraakse organisatie Nature Iraq al lang; sinds mijn eerste bezoek aan de moerassen van Zuid-Irak, jaren geleden samen met fotograaf Eddy van Wessel. Toen was ons verhaal juist dat de moerassen weer leefden. Dat de schade die dictator Saddam Hoessein had aangericht door ze in de jaren negentig droog te leggen grotendeels was hersteld. Mede dankzij Jassim, die er met een paar andere activisten voor had gezorgd dat snel na Saddams val in 2003 het water terugkeerde.
We voeren over stroompjes naar de unieke, zelfgebouwde riethuizen van de buffelboeren, onderweg hartelijk begroet door rietkappende vrouwen die tot hun middel in het water stonden. De bewoners waren teruggekeerd en blij, ook al was er van alles niet dat ze tijdens hun verblijf in dorpen en steden gewoon waren gaan vinden. Ze waren thuis, middenin de natuur die hen opnieuw voldoende gaf om van te leven.
Maar sinds Turkije steeds meer dammen bouwde en Iran de stroom van hele rivieren verlegde zodat ze Irak niet meer bereiken, kwam de verandering. Klimaatverandering met extreem hoge temperaturen, stofstormen en verdroging deed de rest. Opnieuw verlieten de moerasarabieren hun geboortegrond om elders te overleven.
De kans dat ze deze keer terug zullen gaan, lijkt klein, want klimaatverandering is moeilijker terug te draaien dan de dammen en dijken die Saddam indertijd bouwde. Maar net als toen, houdt Jassim al-Asadi hoop.
Vandaag rijdt hij voor mijn fixer Kholoud al-Amery en mij uit naar de families van waterbuffelfokkers die zich hebben gevestigd in een landbouwgebied tussen de Iraakse steden Hilla en Kerbala. Klimaatmigranten die als de moerassen niet waren verdroogd hier nooit waren geweest. Halverwege stopt hij en wenkt me bij hem in de auto te komen zitten. Hij laat me het gras zien, dat overal langs en in de afvoerkanalen groeit. Gratis, niemand die er iets voor hoeft te doen. En toch eisen de boeren die het land hier bebouwen dat de buffelboeren ervoor betalen. Jassim steekt zijn afkeuring tegenover mij niet onder stoelen of banken.
Ik moet denken aan andere situaties waarin ik heb meegemaakt dat een lokale bevolking zichzelf verrijkte over de ruggen van vluchtelingen. Toen ISIS in 2014 de christelijke steden bij Mosul binnenviel, gingen in de christelijke wijk van mijn Koerdische woonplaats Erbil de huren omhoog. Dat iedereen er schande van sprak en opriep tot meer solidariteit, veranderde daar weinig aan.
We treffen de boeren aan op een modderig terrein, waar een riethuis is nagebouwd en het vee staat. De buffels komen dichterbij om het bezoek te bekijken; de boeren duwen hetzelfde gras als ik in de afvoerkanalen heb zien staan voor hun neus. Ze zijn er niet bijster in geïnteresseerd, valt me op. Ik herinner me hoe statig deze dieren in de moerassen door het water bewogen. Hier staan ze in de modder.
We worden binnen genood in het riethuis, waar het koud is. Want de open voor- en achterkant werken in de zomer verkoelend, maar vormen in de winter een trekgat. Op de grond liggen alleen wat matjes en kussens, geen tapijten die de optrekkende kou kunnen dempen. Hier slaapt de hele familie ’s nachts, houd ik mezelf voor. Hoe koud moet dat zijn!
Deze keer is er geen thee, zelfs geen water, wat hoogst ongebruikelijk is in Irak, waar gastvrijheid altijd vooropstaat. Jassim heeft dozen met kleding en andere zaken meegebracht en ik begrijp: deze boeren hebben behalve hun krimpende kudde bijna niets meer. Tussen de mannen gezeten probeert Jassim af en toe zaken toe te lichten. Als ik hem vraag de boeren zelf aan het woord te laten, doet hij dat glimlachend, om minuten later alweer in het gesprek in te breken.
Tien dagen later zal deze gedreven man onderweg naar een afspraak in Bagdad uit zijn auto worden gehaald door gewapende mannen. Ik ben inmiddels weer thuis en app met zijn collega’s, die ik ken uit mijn tijd in Koerdistan. De meeste van hen zitten daar, want in Zuid-Irak kunnen ze niet meer veilig werken. ‘We vertellen de waarheid, daarom zijn we niet populair,’ zegt een van Jassims collega’s tegen me. De waarheid dat de Iraakse overheid veel te weinig doet terwijl klimaatverandering de levensomstandigheden van veel Irakezen verder zal verslechteren, is in Irak niet bepaald welkom.
We vermoeden dat Jassim in handen is van Hezbollah, de meest pro-Iraanse van de milities in Irak die zich weinig aantrekt van de Iraakse sjiitische politici. Jassim heeft in de jaren goede banden opgebouwd binnen de Iraakse politiek, maar dat levert nu niets op. Ook een verzoek van de organisatie aan de Iraakse premier om zich ermee te bemoeien leidt tot niets. Na twaalf dagen krijgt zijn familie een teken van leven in de vorm van een kort telefoontje. En twee weken na zijn ontvoering komt dan eindelijk het verlossende bericht dat hij vrijgelaten is. Een dag later zien we op een video hoe een gebroken man met zijn stam en familie wordt herenigd.
Hij blijkt vast te zijn gehouden voor ondervraging. En hiermee gaan alle alarmbellen af, want dan is de Iraakse overheid betrokken. Terwijl de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken in Washington toezegt dat Irak nu echt werk gaat maken met het bestrijden van klimaatverandering, met alternatieve energie en het stopzetten van het affakkelen van het gas dat vrijkomt bij de olieproductie, is in Bagdad een vooraanstaande Iraakse milieuactivist geïntimideerd.
Ik ben blij dat hij vrij is, maar bezorgd over het vervolg van het verhaal van Irak, milieu en klimaatverandering".
Judit Neurink
Athene, 28 februari 2023.
© Judit Neurink